Het graf aan de Kesselseweg
Wie was deze Frans Gerrit Neef?
Frans Gerrit Neef is geboren te Rotterdam op 27 mei 1914 als enigst kind uit het huwelijk tussen Frans Neef en Geertruida Adriana van Helden.
Zijn vader had een groothandel in verf en schildersbenodigdheden aan de Goudsesingel in Rotterdam. Hier was ook een depot van de verffabriek Molyn & Co. Zijn zoon Frans jr. werd vertegenwoordiger bij deze verffabriek.
Op 1 juni 1939 trouwde Frans met Neeltje Willemina (roepnaam: Elly) de Jonge. Zij gingen wonen in Rijswijk. In juli 1934 werd hij opgeroepen voor de dienstplicht, waar hij de officiersopleiding volgde. In 1939 werd hij als Reserve Tweede Luitenant opgeroepen in verband met de mobilisatie. Tijdens de mobilisatie werd hij geplaatst bij de grensovergang in Swalmen.
Daar werd hij op 10 mei 1940 door de Duitsers gevangen genomen. Zijn echtgenote Elly zag hoe hij met de revolver in de rug werd afgevoerd door een Duitse officier waarmee hij vaker een praatje had gemaakt bij het grenskantoor. Na een korte krijgsgevangenschap in het kamp Oflag V-A Weinsberg (‘Offizierslager 5 A’ in de buurt van Heilbronn) kwam hij midden juni weer thuis in Rijswijk.
In 1943 kregen alle voormalige Nederlandse officieren bericht om een verklaring te ondertekenen nooit meer tegen de Duitsers te vechten.
Frans weigerde deze verklaring te ondertekenen. Hij ging terug naar Limburg om onder te duiken.
Eerst verbleef hij enige tijd in kasteel Waterloo in Beesel, eigendom van de Markies Von Villers de Grignoncourt. De vrouw van Frans heeft hem daar diverse malen vanuit Rijswijk bezocht. Dat was ook het geval toen zij in december 1943 moest bevallen van hun kind. Zij werd overgebracht naar het St. Josephziekenhuis in Venlo.
Op 16 december 1943 werd daar hun zoon Rudolph, roepnaam Ruud,geboren. Ondanks het onderduiken ging vader Frans naar het ziekenhuis om bij de (moeilijke) bevalling van zijn kind aanwezig te zijn. Na het ontslag uit het ziekenhuis is Elly nog even met Ruud terug gegaan naar Beesel, om vervolgens met hun zoontje te vertrekken naar Rijswijk.
Gedurende de bezetting bleven moeder en kind in Rijswijk.
Verzet
Na het vertrek van Elly sloot Frans zich aan bij het verzet. Kapitein Kupers, de regionaal commandant in Venlo, stuurde Frans naar Helden om daar de organisatie van de O.D. (Orde Dienst), later ook bij de K.P (Knok Ploeg), te ondersteunen. De ordedienst en de knokploeg waren in de ogen van de Duitsers illegale organisaties tijdens de bezetting.
Dierenarts Wim van Heukelom, als commandant van District Helden, was blij met de komst van Frans, omdat er nu iemand met militaire kennis bij de groep was.
Hoe Frans vanuit Swalmen naar Helden is gekomen is niet helemaal duidelijk. Waarschijnlijk is hij met een roeiboot over de Maas, via Kessel naar Helden gekomen. Frans had inmiddels contact gekregen met Lies en Ben Martens.
Lies en Ben woonden in Helden aan de Pastoor Knippenberghstraat 56.
Het echtpaar hielp Franse en Engelse piloten en onderduikers en zouden daarvoor na de oorlog diverse onderscheidingen ontvangen.
Frans dook onder bij de familie Verrijth aan de Schoolstraat in Panningen. De schuilnaam van Frans tijdens zijn activiteiten bij de O.D. en K.P. was Gerrit van Veen. Tegenover de familie Verrijth woonde de familie Gijsen. Peter Gijsen (oprichter van drankenfabriek Gijsen, zie De Moennik 52) exploiteerde hier ook een café. Zijn twaalfjarige zoon Harrie was ooggetuige van de arrestatie van Frans Neef op 9 oktober 1944. Harrie Gijsen heeft, enkele maanden voor zijn overlijden op 9 augustus 2015, zijn verhaal verteld aan de zoon van Frans Neef.
Arrestatie
Aangezien er in het café van Gijsen ook Duitse soldaten waren ingekwartierd, en vader Gijsen het doen en laten van deze Duitsers nauwkeurig in de gaten hield door bijvoorbeeld het carbonpapier uit de prullenbakken te lezen. Daardoor werd Harrie al voetballend met een bal van Duitse proppen ‘Kohlepapier’ door zijn vader naar de familie Verrijth gestuurd om te waarschuwen voor de op handen zijnde arrestatie van onderduiker Frans Neef. Frans moet echter niet bang zijn geweest om ontdekt te worden, want er hing een bordje ‘t.b.c.’ op het raam. Zoals bekend waren de Duitsers erg bang voor besmettelijke ziekten. De Duitsers hadden in het café aan de echtgenote van Peter Gijsen gevraagd wat voor draden er in de tuin van de familie Verrijth hingen. De echtgenote van Peter antwoordde dat het waslijnen waren.
De Duitsers dachten aan antennedraden.
Verraden?
Waarschijnlijk is Frans verraden door een N.S.B.-er die was gevangengenomen door leden van de K.P. Deze N.S.B.-er wist echter te ontsnappen en heeft de Gestapo op de hoogte gebracht van de
activiteiten en de rol van Frans binnen de K.P. afdeling Helden.
Op 8 oktober 1944 vond de zgn. kerkrazzia plaats waarbij ongeveer 800 mannen uit Helden en omgeving in de leeftijd van 16 tot 60 jaar waren opgepakt en te werk werden gesteld in Duitsland. De Sicherheitsdienst van Maastricht, onder leiding van Max Strobel en Richard Nitsch, hield een ware klopjacht naar de leden van de K.P., getuige het volgende relaas.
Harrie Gijsen vertelde als volgt: ‘’Op maandag 9 oktober 1944 stopte er een auto (merk Adler) bij het huis van de familie Verrijth. In de auto zaten drie personen: Ströbel, Nitsch en een chauffeur. Een van de Duitsers die in het café zaten, vroeg om een spade, die in de auto werd gelegd. Ze gingen het huis van de familie Verrijth binnen en kwamen even later naar buiten met Frans. Hij was niet geboeid en gekleed in een blauwe broek met licht blauw overhemd“.
Executie
Frans werd meegenomen en in de bossen tussen Helden en Kessel werd gestopt. Frans werd hier door de Nederlandse Sipo-handlanger Cornelis M. W. Schut doodgeschoten.
De woning van de familie Verrijth werd opgeblazen. (Zie verhaal van Jacques Frencken in De Moennik nr. 43.)
Graf
De ouders van Frans en zijn echtgenote hebben tot 1 juli 1946 niet geweten wat er precies met hun zoon en man was gebeurd. Ze hebben vele brieven geschreven naar de diverse instanties waaronder het Rode kruis.
Toen de plaats van het graf, aangewezen door Richard Nitsch, bekend werd, is het lichaam van Frans op 1 juli 1946 opgegraven. Dit onder toeziend oog van Dr. Van Heukelom. Na identificatie door de echtgenote van Frans, Elly, werd het lichaam overgebracht naar Rotterdam. Op de plek waar Frans doodgeschoten is, werd een herinneringskruis geplaatst door de vader van Frans. Het kruis werd jarenlang goed onderhouden door Ben en Lies Martens. In 1965 werden vernielingen aangericht, waarna er een nieuw kruis werd geplaatst. Na het overlijden van Lies en Ben Martens heeft de heer Schmitz, woonachtig aan de Nachtegaalstraat, het kruis en de plaats van de executie verzorgd en onderhouden als zijnde een graf.
Begrafenis
Op 6 juli 1946 werd Frans met militaire eer begraven op de algemene begraafplaats “Crooswijk” te Rotterdam.
In 1981 is Frans postuum onderscheiden met het Verzetsherdenkingskruis.
Dit verhaal is een verkorte versie uit De Moennik 55 (november 2015) door Willemien Severins - Janssen.
Voor verdere info: Jos en Carla Keijmes – Kap, tel.: 0629380342